24 januari 2018

Theodoor Knackeström

Toen mijn man zeven jaar oud was, had hij een heel bijzonder jongetje in de klas. Hij heette Theodoor Knackeström. Zijn moeder was een Nederlandse en zijn vader een Zweed. Zijn vader was tegelijk met winkelketen IKEA naar Nederland gekomen en had op onnavolgbare wijze een Barneveldse boerin aan de haak geslagen. Samen kregen zij Theodoor.

Zoals ik al zei: het was een heel bijzonder jongetje. Als lunch at hij iedere dag twintig Zweedse gehaktballetjes en als hij jarig was, trakteerde hij op hotdogs met fruitwater. Ieder jaar weer.

Maar op een dag begon Theodoor te klagen. Te klagen over het eten. Eerst klaagde hij alleen over het ontbijt (knäckebröd met vossenbessenjam), maar al snel klaagde hij ook tijdens de lunch en het avondeten. "Ik lust het niehiehiet!" riep hij dan klagend en iedere maaltijd schoof hij vastberaden zijn bord aan de kant.

Theodoor werd steeds dunner en dunner. Op een gegeven moment pasten zijn vingertjes zelfs in de gaatjes van zijn legoblokjes. De hele dag door riep hij maar: "Ik lust het niehiehiet!" Ook in de pauze op het schoolplein en zelfs tijdens zijn spreekbeurt over elanden.

Toen zijn achtste verjaardag in zicht kwam, nodigde hij al klagend drie vriendjes uit, waaronder mijn man. Het feestje was niet gezellig. Theodoor riep aldoor: "Ik lust het niehiehiet!" en brak zijn armen bij het openmaken van de cadeautjes. Na deze verjaardag heeft niemand meer wat van Theodoor Knäckeström vernomen.

Dát gebeurt er dus als je klaagt over eten. Dat vertelt de meneer onze kinderen tenminste, als er iemand durft te klagen. Het werkt. Dankjewel, Theodoor.