20 november 2015

Laddertje

Ik heb dan wel een tijd in de Veluwse bossen gewoond, maar eigenlijk houd ik veel meer van vergezichten. Ik hou ervan heel ver weg te kunnen kijken, over zee of polder. Het geeft me lucht.

Soms voelt het leven als een dichtgegroeid Veluws bos. Dan vind ik alles zo ingewikkeld, dat ik alleen laaghangende takken en dikke doornstruiken zie. Dan zit ik te kniezen over allerlei Ellende. Grote Ellende (wat moeten we met al die vluchtelingen? hoe gevaarlijk is ISIS? waarom worden er zoveel abortussen gepleegd? hoelang duurt het voor ik direct met een aanslag te maken krijg? wordt dat meisje ooit nog beter? hoe komt dat huwelijk ooit nog goed?), maar ook Kleine Ellende (hoe kom ik droog op de peuterspeelzaal? wat moet ik vanavond eten? is dit nu de achtste of de negende keer dat ik de tafel schoonmaak? waar laat ik al die bladeren? waarom heeft de trein vertraging? hoe krijg ik ooit al die strijk weg?). Mijn hoofd kan soms zo vol zitten, dat ik door de bomen het vergezicht niet meer zie. 

Gisteren rende ik door de storm en miezer mijn hardlooprondje (nog steeds ja) en toen besefte ik me dat ik soms even een laddertje nodig heb. Soms moet ik even boven alle Ellende uitstijgen om het leven weer te begrijpen. Dan klim ik op mijn ladder, laat ik bij elke tree meer doornen en takken achter me om uiteindelijk ergens tussen hemel en aarde opgelucht adem te halen. Want met mijn hoofd in de hemel is alles goed.

Ik ben ervan overtuigd dat alle Ellende van deze tijd niet opweegt tegen de Heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden (Romeinen 8:18).




10 november 2015

Winterslaap

Ik ben dus zo iemand die, zodra de wintertijd aanbreekt, het liefst iedere avond op de bank hangt - en zich daar dan schuldig over voelt.

Eerst is het september. Dat gaat nog wel. Het leven raapt zichzelf na een flierefluitende zomer weer bijeen, de Verplichte Dingen gaan weer van start en de blaadjes verkleuren langzaam in prachtig vrolijke kleuren. Ik mag 'm wel, die september.

Maar dan komt oktober. Het gewone leven wordt wat saai, de blaadjes bruiner en de avonden steeds korter. In wanhopige pogingen om niet in een winterdepressie te storten, rent iedere Nederlander het bos in om prachtige plaatjes te schieten van herfstachtige taferelen. Kaarsjes worden uit het stof getrokken, winterkleren worden tevoorschijn gehaald en als de zon schijnt, zeggen we tegen elkaar: "Wat een heerlijk weer! 't Is nét zomer!"

Maar hoe we ook ons best doen: we ontkomen niet aan het kwaad. De donkere maanden stuiven zonder pardon ons leven binnen, ploffen tevreden op de bank om er toch zeker de komende 150 dagen niet af te komen.

En als ik nou lekker naast hen mocht zitten tot het licht weer doorbrak, dan zou ik het zo erg nog niet vinden. Zo samen op de bank met chocola en thee kan best gezellig zijn. Maar nee, de plicht roept. Keihard, elke dag weer. En als ik dan 's avonds uitgeblust op de bank plof, voel ik me nog schuldig ook.

Is het mijn calvinistische inborst? Mijn opvoeding? Geen idee. Ik hoor in ieder geval zodra ik op de bank plof, een stem die zegt: "Zit ik nu alweer op de bank? Eigenlijk zou je moeten opruimen/naaien/schrijven/verven/strijken/zingen/foto's uitzoeken*, luiaard!"

Gekkigheid, ik wéét het. Als ik hardlopend alle Houtense huizen binnen gluur, zie ik dat de hele mensheid op de bank hangt. Maar dat onthoud ik altijd maar heel even. Zo ongeveer tot ik thuis ben.

Maar vanaf nu ga ik het anders doen. Vanaf nu zit ik gewoon elke avond op de bank. Mét chocola en zonder schuldgevoel. Gordijnen dicht, kaarsjes aan. En ik wil er níémand over horen.

*doorhalen wat niet van toepassing is.


5 november 2015

Doffe ellende

5 november 2015. Een dag waarop je om 10.00 uur al kunt zeggen dat je beter in bed had kunnen blijven (mocht dat op de één of andere manier ook maar een beetje mogelijk zijn).

De wekker gaat. Half slapend sluip ik naar de badkamer, om geen kinderen wakker te maken. Want zolang zij slapen, kan ik wassen en aankleden zonder een kind aan mijn been. "Mama! Uit!" Helaas, mislukt. Vooruit dan maar weer. Dochter I kleren aan (terwijl Dochter II alle lampen op de hele bovenverdieping inspecteert), Dochter II kleren aan (terwijl Dochter I vertelt hoe je eierkoeken maakt) en gauw naar beneden.

Twee bekers melk, een broodje jam en een broodje gestampte muisjes verder kom ik tot de ontdekking dat ik nog in mijn ondergoed zit. Snelle check: de gordijnen zijn nog dicht. BAF! Manlief valt van de trap. "Ja, papa viel hè? Ja, dat doet zeer hè? Ja, hij viel zo van de trap hè? Ja, hij zei 'au' hè?" (Dochter II wil dat je alles herhaalt wat zij zegt).

Verdraaid, 7.10 uur alweer. En ik moet me nog aankleden. "Noa, blijf je even aan tafel zitten? Ik ga me wassen en aankleden." Vanuit de badkamer schreeuw ik: "Ja, gestampte muisjes is een soort poeder. Nee, papa is in Gouda en ik ga zo naar Amersfoort. Nee, Siebe is niet bij oma. Omdat hij gewoon thuis is. Omdat oma wel genoeg heeft aan twee kinderen. Nee hoor, twee bekers melk is genoeg. Ja, melk is goed voor elk, maar niet meer dan twee bekers. Ja, stroom is hetzelfde als elektriciteit." (Dochter I eist antwoorden op al haar vragen, ook op afstand.)

Om 7.30 uur zitten we op de fiets. Net op tijd bij oma. Net op tijd weer op de fiets om de trein te halen. Weg afgesloten. Omfietsen dan maar. Net op tijd bij de trein. Hoera! Gehaald.

Net als ik uitgehijgd ben (ik ben ondertussen op Utrecht Centraal), schiet het me te binnen: 5 november, 9.45 uur: consultatiebureau. Ah non, quelle barbe! In de trein terug dan maar. Ik kijk gegeneerd naar mijn medereizigers, maar realiseer me dan dat waarschijnlijk niemand van hen mij in de vorige trein heeft zien zitten.

De rest van het verhaal zal ik u besparen. Iets met een paar keer heen en weer fietsen door de regen, in een vest. Het liefst zou ik in mijn bed kruipen en doen alsof dit allemaal niet gebeurd is. Maar mijn plicht roept en mijn tosti's zijn op. Ik ga weer aan het werk.