Toen mijn man zeven jaar oud was, had hij een heel bijzonder jongetje in de klas. Hij heette Theodoor Knackeström. Zijn moeder was een Nederlandse en zijn vader een Zweed. Zijn vader was tegelijk met winkelketen IKEA naar Nederland gekomen en had op onnavolgbare wijze een Barneveldse boerin aan de haak geslagen. Samen kregen zij Theodoor.
Zoals ik al zei: het was een heel bijzonder jongetje. Als lunch at hij iedere dag twintig Zweedse gehaktballetjes en als hij jarig was, trakteerde hij op hotdogs met fruitwater. Ieder jaar weer.
Maar op een dag begon Theodoor te klagen. Te klagen over het eten. Eerst klaagde hij alleen over het ontbijt (knäckebröd met vossenbessenjam), maar al snel klaagde hij ook tijdens de lunch en het avondeten. "Ik lust het niehiehiet!" riep hij dan klagend en iedere maaltijd schoof hij vastberaden zijn bord aan de kant.
Theodoor werd steeds dunner en dunner. Op een gegeven moment pasten zijn vingertjes zelfs in de gaatjes van zijn legoblokjes. De hele dag door riep hij maar: "Ik lust het niehiehiet!" Ook in de pauze op het schoolplein en zelfs tijdens zijn spreekbeurt over elanden.
Toen zijn achtste verjaardag in zicht kwam, nodigde hij al klagend drie vriendjes uit, waaronder mijn man. Het feestje was niet gezellig. Theodoor riep aldoor: "Ik lust het niehiehiet!" en brak zijn armen bij het openmaken van de cadeautjes. Na deze verjaardag heeft niemand meer wat van Theodoor Knäckeström vernomen.
Dát gebeurt er dus als je klaagt over eten. Dat vertelt de meneer onze kinderen tenminste, als er iemand durft te klagen. Het werkt. Dankjewel, Theodoor.
24 januari 2018
22 januari 2018
Spiegeltje
Wij mensen hebben er een handje van te doen wat we niet moeten doen, te zijn wat we niet horen te zijn en te leven zoals we niet moeten leven. Ieder mens behoeft zo nu en dan een spiegel om van een afstandje naar z'n armetierig zelf te kijken. Om te zien wat we laten en wat we zouden moeten laten.
Iedere zondagmorgen wordt er in onze kerk een spiegel omhoog gehouden. De wet van God. Maar gistermorgen was ik een spijbelaar. Ik veegde croissantkruimels op en pakte de afwasmachine in, dat soort dingen. Ondertussen luisterde ik - je ontkomt er niet aan met drie kinderen - naar kinderliedjes.
En zowaar, daar waren de spiegeltjes. "Vogels leven vrij en blij - wat doe jij? God de Vader danken zij - wat doe jij?" En even later: "Kijk eens naar de bloemen, zo prachtig stuk voor stuk. Ze spinnen niet, ze weven niet, ze maken zich niet druk."
Ik werd even liefdevol gespiegeld op de zondagmorgen. Worden als een vogel, worden als een bloem. Dat wordt schaven.
Iedere zondagmorgen wordt er in onze kerk een spiegel omhoog gehouden. De wet van God. Maar gistermorgen was ik een spijbelaar. Ik veegde croissantkruimels op en pakte de afwasmachine in, dat soort dingen. Ondertussen luisterde ik - je ontkomt er niet aan met drie kinderen - naar kinderliedjes.
En zowaar, daar waren de spiegeltjes. "Vogels leven vrij en blij - wat doe jij? God de Vader danken zij - wat doe jij?" En even later: "Kijk eens naar de bloemen, zo prachtig stuk voor stuk. Ze spinnen niet, ze weven niet, ze maken zich niet druk."
Ik werd even liefdevol gespiegeld op de zondagmorgen. Worden als een vogel, worden als een bloem. Dat wordt schaven.
17 januari 2018
Grauw
Het geeft altijd zo'n fijn gevoel: een nieuw jaar dat onbeschreven voor je ligt. Je bent nog in de veronderstelling dat het jaar dat zich zal gaan ontvouwen beter en mooier wordt. Nieuwjaarsdag voelt als het moment suprême om de sleur te doorbreken en alles anders te doen.
Maar als je dan op 17 januari door een troosteloze straat fietst, vol kale bomen, grauwe plassen, koude tegels en dode bladeren en je blijkt hetzelfde te doen en te zijn als eerst, dan besef je dat tegen de tijd en je gewoonten niet te vechten valt. 't Gaat zoals het ging. Goede voornemens ten spijt.
De grauwheid van half januari grijpt je naar de keel. Tot je plotseling een paarse krokus ontwaart, die fier staat te wachten tot meer stille wortels beseffen dat het lente wordt. Hoe dan ook.
Maar als je dan op 17 januari door een troosteloze straat fietst, vol kale bomen, grauwe plassen, koude tegels en dode bladeren en je blijkt hetzelfde te doen en te zijn als eerst, dan besef je dat tegen de tijd en je gewoonten niet te vechten valt. 't Gaat zoals het ging. Goede voornemens ten spijt.
De grauwheid van half januari grijpt je naar de keel. Tot je plotseling een paarse krokus ontwaart, die fier staat te wachten tot meer stille wortels beseffen dat het lente wordt. Hoe dan ook.
9 januari 2018
Reddeloos werkeloos
Ik voel me vandaag een beetje onbestemd. Unheimisch. Vreemd. Vorige week voelde mijn thuis zijn nog als verlof hebben - vandaag voelt het als werkeloos. Want als ik mijn baan niet had opgezegd, was ik vandaag weer aan het werk gegaan. Maar ik heb mijn baan wél opgezegd en zit voorlopig thuis.
Ik heb een beetje een haat-liefdeverhouding met die keuze. Natuurlijk ben ik heel blij dat ik Suze nog niet weg hoef te brengen. En er is eigenlijk niets leuker dan iedere dag bij de kinderen zijn. Ik ga genieten van de rust en voel me een bofkont dat we de luxe hebben.
Maar als je je in een bevoorrechte positie bevindt, zorgt dat doorgaans ook voor een schuldgevoel(etje). Naar de rest van de mensheid toe, omdat het merendeel van de mensen hard moet werken om rond te komen. Maar vooral naar De Meneer toe, omdat hij iedere dag weer aan het werk moet en veel minder vaak croissantjes eet met de kinderen, de fles geeft aan Suze, op de fiets naar de speeltuin gaat en thee drinkt aan de keukentafel. Hij grijpt ieder moment aan om dat schuldgevoel aan te wakkeren en zegt met veel genoegen: "Hé, je hebt het wel tegen de kostwinner!" En dan buig ik schuldbewust mijn nederige hoofd.
Overigens denk ik niet dat ik veel tijd ga hebben om me te vervelen of om te luieren. Ik vul mijn dagen wel met kinderen voeren (twaalf keer in totaal, ook 's nachts), stofzuigen (twee keer per dag), wassen draaien en vouwen (iedere dag), ramen zemen (eh ja, soms), naar school fietsen (drie keer per dag), kinderen in bad doen (elke dag) en rommel opruimen (de hele dag). En dan hebben we het nog niet over luiers, zwemlessen, verjaardagsfeestjes, dokters en afwasmachines. En dan zijn daar óók nog mijn goede voornemens: veel schrijven, fotoboeken maken, vaak naar buiten, sporten en over een paar maanden weer solliciteren en misschien wel studeren.
En toch. Werkeloos. Een beetje.
Ik heb een beetje een haat-liefdeverhouding met die keuze. Natuurlijk ben ik heel blij dat ik Suze nog niet weg hoef te brengen. En er is eigenlijk niets leuker dan iedere dag bij de kinderen zijn. Ik ga genieten van de rust en voel me een bofkont dat we de luxe hebben.
Maar als je je in een bevoorrechte positie bevindt, zorgt dat doorgaans ook voor een schuldgevoel(etje). Naar de rest van de mensheid toe, omdat het merendeel van de mensen hard moet werken om rond te komen. Maar vooral naar De Meneer toe, omdat hij iedere dag weer aan het werk moet en veel minder vaak croissantjes eet met de kinderen, de fles geeft aan Suze, op de fiets naar de speeltuin gaat en thee drinkt aan de keukentafel. Hij grijpt ieder moment aan om dat schuldgevoel aan te wakkeren en zegt met veel genoegen: "Hé, je hebt het wel tegen de kostwinner!" En dan buig ik schuldbewust mijn nederige hoofd.
Overigens denk ik niet dat ik veel tijd ga hebben om me te vervelen of om te luieren. Ik vul mijn dagen wel met kinderen voeren (twaalf keer in totaal, ook 's nachts), stofzuigen (twee keer per dag), wassen draaien en vouwen (iedere dag), ramen zemen (eh ja, soms), naar school fietsen (drie keer per dag), kinderen in bad doen (elke dag) en rommel opruimen (de hele dag). En dan hebben we het nog niet over luiers, zwemlessen, verjaardagsfeestjes, dokters en afwasmachines. En dan zijn daar óók nog mijn goede voornemens: veel schrijven, fotoboeken maken, vaak naar buiten, sporten en over een paar maanden weer solliciteren en misschien wel studeren.
En toch. Werkeloos. Een beetje.
Abonneren op:
Posts (Atom)